|
Reisavontuur: Broodje kameel
andaag is het 25 april: ANZAC-day, een
nationale feestdag hier, een soort 4 en 5 mei. Vanochtend zijn we al
getuige geweest van de parade met muziek en veteranen. De winkels zijn
gesloten. We gebruiken deze dag vooral om te reizen. Maar eerst terug
naar 17 april. 's Middags zijn we van Adelaide naar Flinders Ranges
gereden. Een natuurpark. Adelaars en emoes gezien. Onze mogelijkheden
waren een beetje beperkt omdat we met Bangi niet op onverharde wegen
mogen rijden. En in Flinders Ranges waren dat vrijwel alle wegen. Het
bleef dus bij een mooie wandeling met een pittige klim naar de Wangara
Lookout. Het viel ons op dat er veel vliegen waren en na een hoop
gewapper met onze handen, waren we heel blij met een vliegennetje voor
over onze Aussie hoeden. Ja, ja, we lopen er charmant bij!
Nu ging het
grote rijden beginnen. Ons volgende doel was Ayers Rock, of Uluru (dat
is de aboriginal benaming). We hebben er 2 dagen over gedaan. Je rijdt
door een oneindig grote vlakte van rood zand en soms meer, soms minder
rode rotsen. Er groeien gras en struiken en woestijneiken. Het is niet
echt een grote zandvlakte, dat is wat ik me bij een woestijn
voorstelde. Hetgeen mij nog het meest aan een woestijn deed denken
waren de skeletten en de karkassen langs de kant van de weg.
Voornamelijk van kangoeroes, maar ook van runderen. Het is niet te
geloven, maar er lopen koeien in de woestijn en als je op de highway
rijdt met een snelheid van 110 km per uur wordt je geacht hier rekening
mee te houden. Er liggen zelfs vee-roosters in de weg. Nu zou het
theoretisch mogelijk dat deze beestjes zijn omgekomen van honger en
dorst, maar gezien het feit dat ze langs de kant van de weg liggen is
het waarschijnlijker dat ze zijn aangereden. Dat weet ik eigenlijk wel
zeker, dus juist die skeletten hebben nou net niets met de woestijn te
maken. Een beetje vreemde gedachtenkronkel, maar jullie komen er wel
uit. Nog even over die koeien: ik vraag me werkelijk af voor wie dit
nou leuk is dat die koeien daar lopen. Volgens mij hebben boer en koe
er meer baat bij als ze gewoon in een wei lopen.
Langs de weg staan om
de zoveel honderd kilometer roadhouses. Je kunt er tanken, eten en
overnachten. Ook bij Marla stond zo'n roadhouse en daar hebben wij ons
tentje opgeslagen. Opmerkelijk: een onverwachte ontmoeting met een
piepklein muisje in het toilet maakt bij Marielle een veel heftiger
reactie los dan het zien van een adelaar met een spanwijdte van, pak 'm
beet, 2 meter. Ra, ra hoe kan dat?
Op 20 april, 1e paasdag, bereikten
we Uluru. En het was warm, en er waren duizenden vliegjes. Puur afzien
dus. Wat waren we weer blij met onze vliegennetjes.
Tweede paasdag
sunrise en sunset bij Uluru gezien. En een self-guided tour om Uluru
heen gelopen. Uluru is van grote betekenis voor de Aboriginals die er
leven. Er zijn verschillende heilige plaatsen voor mannen en vrouwen
die niet gefotografeerd mogen worden. Het is prachtig hoe aboriginals
natuurverschijnselen en hun omgeving verklaren en uitleggen met
eeuwenoude verhalen over (vooral) dieren. Een stuk van Uluru waar
allemaal gaten in zitten, zou ontstaan zijn doordat een mol helemaal
opgewonden was over de grote ceremonie die op stapel stond. Van
enthousiasme kroop ze in en uit de berg en zo ontstonden die gaten. En
zo zijn er tientallen verhalen die een stukje rots verklaren. Er zijn
een aantal shelters met rots tekeningen. Het is verschrikkelijk
moeilijk om die te conserveren. De schilderingen zijn oorspronkelijk
met natuurlijke vetten en pigmenten (okers) gemaakt. Zon, wind, regen,
spinnen, wespen: ze vormen allemaal een gevaar. Bizar: men heeft hier
ook last van graffiti.
De volgende dag hebben we nog een stukje van
dezelfde wandeling gedaan, maar dan met een ranger van het park. Hij
heeft het verhaal van de Mala (een ruwharig kangoeroetje) verteld en
uitgelegd. Leuk. Daarna naar de Olga's (aboriginal: Kata Tjuta) gereden
en de Valley of the Winds Walk gedaan. Kata Tjuta betekent: veel
hoofden. Een toepasselijke naam, want de Olga's zijn een heleboel
rotsen bij elkaar. Het wandelen hier is geweldig. Maar wat het zwaar
maakt is toch de hitte en je moet echt klimmen af en toe.
Bij het
cultureel centrum kregen we veel informatie over de plaatselijke
natuur. Er zitten in die droge woestijn enorm veel beestjes. Met name
vogels, reptielen en insecten. Tja, dat er veel insecten zaten hadden
we al ondervonden. Onze Bangi zag er niet meer uit, na 2 dagen
woestijn. De grill leek wel een kerkof. Vraag me niet wat het waren,
maar het waren er veel en ze waren groot. En als ze de keuze hebben
tussen Chris en mij, dan kiezen ze altijd mij om te steken of te
bijten.
Vogels waren ook bekend. Maar nu wilde ik toch wel heel graag
die Blue-tongued lizard, of de Thorny Devil (het zijn zulke prachtige
namen) zien. Maar helaas, geen hagedisje gezien. Iedere ochtend braaf
mijn schoenen omkeren om eventuele schorpioenen te verwijderen: het is
tevergeefs. De enige slangen en schorpioenen die we hier gezien hebben
stonden op sterk water. (Over een paar weken gaan we naar de dierentuin
van Steve.)Ook nog een sunset bij de Olga's gezien en de volgende dag
verder naar Kings Canyon.
Weer een wandeling met 100 meter stijgen en
dalen. Ik moet soms slikken voor we weer aan een wandeling beginnen,
maar achteraf had ik het nooit willen missen. Je ziet zulke mooie
dingen. Dit keer een prachtige zandsteen hoogvlakte en een schitterende
canyon, begroeid met palmen (the Garden of Eden). In principe is de
rots hier gewoon grijs, maar omdat er ijzer in het gesteente zit kleurt
het rood door oxidatie.
Misschien zou je verwachten dat door onze
sobere manier van eten en onze fysieke inspanningen de kilo's er bij
mij afvliegen, maar niets is minder waar. Ik merk in ieder geval nog
niets aan mijn kleding. Ik heb wel het idee dat mijn conditie een
ietsie-pietsie beter wordt. Is nooit weg!
We stonden op een camping bij
Kings Creek. Deze camping bood verschillende activiteiten aan:
helicoptervluchten, quad-safari's, camel-safari's en een of ander
verzorgde avond met zweep-demonstraties, cattle-handling etc. Wij waren
met name geinteresseerd in de camels (ze hebben 1 bult, dus eigenlijk
dromedarissen). Ze schijnen in het wild in de woestijn te leven. De
"jongens van de camping" vangen wilde camels om ze te verkopen. De
camels worden met een helicopter opgejaagd. Vervolgens gaan ze met een
auto naast een camel rijden en brengen de camel uit evenwicht door aan
zijn of haar bult te gaan hangen. Zo vang je dus een camel.
's Avonds
een Camel-burger gegeten. Low-fat, high proteine: the healthy
alternative....
Gisteren dus naar Alice Springs gereden. Mooie camping.
Klein stadje. Heel veel aboriginals. Ik vind het wel heel apart. Het is
eigenlijk voor het eerst dat je zo veel aboriginals ziet in een stad.
Maar het leek wel of ze in een soort kampen wonen. Ik krijg er geen
goed beeld van. Kangoeroe gegeten, en, wat een luxe: weer naar de film
geweest. Anger Management, weer met Jack Nickelson, goed voor een
vermakelijk avondje uit.
Ik heb mijn best weer gedaan, dacht ik zo.
Wij gaan naar Tennant Creek!
| |